zondag 14 juli 2024 om 10.00 uur7e zondag na TrinitatisVoorganger(s): ds. Joas van der Schoot Ouderling(en): Joke Molenaar-Sosef Organist: Bas Verboom Orde van dienst Begroeting, aansteken van de kaarsen, moment van inkeer en aanvangsgebed door ouderling van dienst DIENST VAN DE VOORBEREIDING Allen gaan staan (voor zover mogelijk) Zingen: Psalm 98, 1, 2 en 4 Votum en groet: v. Onze hulp is in de Naam van de Heer g. die hemel en aarde gemaakt heeft v. die trouw is tot in eeuwigheid g. en die niet laat varen het werk van zijn handen. v. Genade zij u en vrede, van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, en van de Geest die ons aanvuurt in geloof, hoop en liefde. g. Amen Allen gaan zitten Zingen: lied 217:1,2,3 De dag gaat open voor het woord des Heren Kyriegebed Gloria: lied 984:1,4,5,6 Gezegend die de wereld schept De kinderen gaan naar hun eigen dienst DIENST VAN HET WOORD Gebed bij de opening van de Schriften Inleiding bij de lezingen: drie vreemde woestijnverhalen Schriflezing: Exodus 16 Vanuit Elim trok het hele volk van Israël weer verder. Op de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte bereikten ze de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinai ligt. Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte,’ zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’ De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uit gaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel Ik hen op de proef: Ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere dagen.’ Hierop zeiden Mozes en Aäron tegen de Israëlieten: ‘Vanavond nog zult u inzien dat de HEER zelf u uit Egypte heeft geleid, en morgen, in de ochtend, zult u de majesteit van de HEER zien. Hij heeft gehoord hoe u zich beklaagt. Dat is tegen Hem gericht, want wie zijn wij dat u zich bij ons zou beklagen?’ Mozes vervolgde: ‘Vanavond zal de HEER u vlees te eten geven, en morgenochtend zult u volop brood hebben, want de HEER heeft uw geklaag gehoord. Dat is immers tegen Hem gericht en niet tegen ons – want wie zijn wij?’ Mozes zei tegen Aäron: ‘Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Wend u tot de HEER, want Hij heeft uw geklaag gehoord.”’ Zodra Aäron dit aan het volk had opgedragen en allen zich met het gezicht naar de woestijn hadden opgesteld, verscheen in een wolk de majesteit van de HEER. De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik heb gehoord hoe de Israëlieten zich beklagen. Zeg tegen hen: “Wanneer de avond valt zullen jullie vlees eten, en morgenochtend brood in overvloed. Dan zullen jullie inzien dat Ik, de HEER, jullie God ben.”’ Diezelfde avond kwamen er grote zwermen kwartels aangevlogen, die in het kamp neerstreken, en de volgende morgen lag er overal rond het kamp dauw. Toen de dauw opgetrokken was, bleek de woestijn bedekt met een fijn, schilferachtig laagje, alsof er rijp op de aarde lag. ‘Wat is dat?’ vroegen de Israëlieten elkaar toen ze het zagen; ze begrepen niet wat het was. Mozes zei tegen hen: ‘Dat is het brood dat de HEER u te eten geeft. De HEER heeft bepaald dat ieder ervan kan verzamelen wat hij nodig heeft. Iedereen mag er één omer van nemen voor elke persoon die bij hem in de tent woont.’ De Israëlieten deden dat. De een verzamelde veel, de ander weinig. Toen ze het namaten, hadden zij die veel verzameld hadden niet meer dan een omer, en zij die weinig verzameld hadden niet minder, terwijl toch iedereen zo veel had genomen als hij nodig had. Mozes verbood om ook maar iets ervan tot de volgende dag te bewaren. Sommigen luisterden niet naar hem en bewaarden toch iets; de volgende morgen zat het vol wormen en stonk het. Mozes werd woedend op hen. Elke morgen verzamelde ieder zo veel als hij nodig had; zodra de zon begon te branden, smolt het weg. Maar op de zesde dag verzamelden ze een dubbele hoeveelheid: twee omer per persoon. De leiders van het volk kwamen dit bij Mozes melden. Mozes zei tegen hen: ‘De HEER heeft dit zo bepaald. Morgen is het een dag van rust, een heilige sabbat ter ere van de HEER. Bak of kook daarom wat u wilt klaarmaken, en bewaar wat er overblijft tot morgen.’ Ze lieten dus iets over voor de volgende dag, zoals Mozes had opgedragen; nu stonk het niet en zaten er geen wormen in. ‘Dit moet u vandaag eten,’ zei Mozes, ‘want vandaag is het sabbat, een dag ter ere van de HEER, en zult u buiten het kamp niets vinden. Zes dagen kunt u voedsel verzamelen, maar de zevende dag is het sabbat, dan is het er niet.’ Toch gingen sommigen ook op de zevende dag op zoek, maar ze vonden niets. Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Hoe lang blijven jullie nog weigeren mijn geboden en voorschriften in acht te nemen? De HEER heeft jullie de sabbat gegeven en daarom geeft Hij jullie op de zesde dag voedsel voor twee dagen. Laat ieder dus op de zevende dag blijven waar hij is, niemand mag dan het kamp verlaten.’ Toen hield iedereen op de zevende dag rust. Het volk van Israël noemde het voedsel manna. Het leek op korianderzaad, maar dan wit, en het smaakte als honingkoek. Mozes zei: ‘De HEER heeft het volgende bevolen: “Er moet één volle omer bewaard blijven voor de generaties die na jullie komen, want zij moeten het brood kunnen zien dat Ik jullie in de woestijn te eten heb gegeven toen Ik jullie uit Egypte leidde.”’ Daarom zei Mozes tegen Aäron: ‘Doe een volle omer manna in een kruik en zet die voor de HEER, om het manna daar voor de komende generaties te bewaren.’ Zoals de HEER Mozes had opgedragen, zette Aäron de kruik voor de verbondstekst, om het manna daar te bewaren. Veertig jaar lang aten de Israëlieten manna, tot ze in bewoond gebied kwamen; ze aten manna tot ze de grens van Kanaän bereikten. Zingen: lied 807: 1,2 Een mens te zijn op aarde Schriftlezing: Marcus 6:6b-13 Hij trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderwees de mensen. Hij riep de twaalf bij zich en zond hen twee aan twee uit, en gaf hun macht over de onreine geesten. Hij droeg hun op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld in hun gordel, alleen een stok. Sandalen mochten ze wel dragen. ‘Maar,’ zei Hij, ‘trek geen extra kleren aan.’ En ook zei Hij: ‘Als jullie ergens onderdak krijgen, moet je daar blijven tot je weer verdergaat. Maar als jullie ergens niet welkom zijn en de mensen niet naar jullie willen luisteren, moet je daar weggaan en het stof van je voeten schudden als getuigenis tegen hen.’ Ze gingen op weg en riepen de mensen op om tot inkeer te komen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen. Zingen: lied 807: 3,4,5 Een mens te zijn op aarde Uitleg en verkondiging Orgelspel Zingen: lied 687:1,3 Wij leven van de wind DIENST VAN HET ANTWOORD Inzameling van onze gaven 1e Eredienst en Diaconaat 2e Diaconie 3e Instandhouding van onze gebouwen De kinderen komen terug in de kerk Afscheid van Bas Verboom als organist van onze gemeente. Dankgebed en voorbeden – Stil gebed – Onze Vader Na het voorspel van de organist zingen we, zo mogelijk staande, ons Slotlied: 903:1,2,3 Zou ik niet van harte zingen Zegen, beantwoord met gezongen Amen Na de zegen wordt u gevraagd om nog even te gaan zitten om het orgelnaspel te besluisteren. Daarna bent u van harte uitgenodigd om koffie of thee te drinken in de kerk en afscheid te nemen van Bas U kunt vanochtend ook weer Amnestybrieven tekenen. Volgende week zondag is de eerste gezamenlijke zomerdienst in onze kerk. Voorganger is ds. Louise Blok uit Houten. |
terug |